Deze 77 soldaten behoorden tot een groep van 101 krijgsgevangenen die in september 1941 op de veelosplaats bij station Amersfoort aankwamen. Ze waren afkomstig uit Centraal-Azië, vermoedelijk hoofdzakelijk uit Oezbekistan, en gevangen genomen aan het Oostfront, niet lang na de Duitse inval in de Sovjet-Unie. De soldaten waren in lompen gehuld en na een lange treinreis oogden ze desolaat, vies en hongerig. De Duitsers beschouwden deze Aziatische bolsjewisten als Untermenschen en hebben hen als zodanig behandeld. De Amersfoortse bevolking toonde vooral medelijden.
Ook tijdens hun verblijf in Kamp Amersfoort werden de Russen, zoals ze werden genoemd, beestachtig behandeld. Binnen een halfjaar overleden 24 van hen aan honger, ziekte en mishandeling. De kamparts plaatste twee van hun schedels als curiosa in zijn werkkamer.
Op 9 april 1942 werden de overgebleven 77 gefusilleerd. Het zou de op één na grootste massa-executie in Nederland tijdens de Tweede Wereldoorlog blijken te zijn.
Na de oorlog werden hun stoffelijke overschotten herbegraven op het Sovjet Ereveld. Langzaamaan raakten ze daar in de vergetelheid. Hun namen zijn nooit bekend geworden.
Op de plaats van de executie is een monument opgericht, waar Stichting Sovjet Ereveld sinds 2012 jaarlijks op 9 april in de vroege ochtend een herdenking houdt.
Foto 2 & 3 fotograaf: Marco Hofsté/Stichting Sovjet Ereveld.